Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

zie ook ECLI:NL:RBDHA:2017:2109

Vordering tot ontruiming kraakpand aan de Harstenhoekweg in Den Haag wordt toegewezen; ontruiming kraakpand; 5:1 BW; 8 EVRM; 6:162 BW

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/511841 / HA ZA 16-617

Vonnis van 15 februari 2017

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BEWI VASTGOED B.V.,

gevestigd te Den Haag,

eiseres,

advocaat mr. D.G. Lasschuit te Leiden,

tegen

1. zij die verblijven in de onroerende zaak of gedeelte daarvan, staande en gelegen aan de [het adres] te [plaats ],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

niet verschenen,

2. [Bewoner 1],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool te Den Haag,

3. [Bewoner 2],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool te Den Haag,

4. [Bewoner 3],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. C.J.M. van den Brûle te Den Haag,

5. [Bewoner 4],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. C.J.M. van den Brûle te Den Haag.

Partijen zullen hierna Bewi Vastgoed en de Bewoners genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 24 mei 2016,

de akte overlegging producties,

de akte met een ontbrekende productie aan de zijde van de eisende partij,

de conclusie van antwoord met producties,

het tussenvonnis 17 augustus 2016,

de brief met twee producties aan de zijde van de eisende partij,

de brief met twee producties aan de zijde van [Bewoner 1] en [Bewoner 2] ,

een brief zonder producties van de zijde van de gedaagde partij,

het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 16 november 2016.

1.2.

Het proces-verbaal van de comparitie van partijen is met instemming van partijen buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft.

1.3.

Bij brief van 7 december 2015 hebben de advocaten van de Bewoners een aantal opmerkingen gemaakt over de inhoud van het proces-verbaal. De rechtbank heeft deze opmerkingen betrokken bij de beoordeling.

1.4.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Bewi Vastgoed houdt zich bezig met het beheer van onroerend goed, utiliteitsbouw en het ontwikkelen van nieuwbouwprojecten.

2.2.

Bewi Vastgoed heeft het recht van erfpacht op de percelen [adres 1] te [plaats ] ( [sectie ...] nummer [nummer 1] ), [adres 2] te [plaats ] ( [sectie ...] nummer [nummer 2] ) en [adres 3] te [plaats ] ( [sectie ...] nummer [nummer 3] ), gezamenlijk verder ook te noemen: de Panden.

2.3.

Bij besluit van 15 september 2014 heeft de gemeente Den Haag een last onder dwangsom afgeven voor het perceel [adres 1] en [adres 2] in [plaats ] en bij besluit van dezelfde datum een last onder dwangsom voor het perceel [adres 3] in [plaats ] , verder ook te noemen de Besluiten. De Besluiten zijn genomen omdat de betreffende panden niet aan de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 voldoen. De door de inspecteur vastgestelde (onderhouds)gebreken zijn vermeld in een bijlage bij de Besluiten. De gebreken dienen uiterlijk vóór 1 juli 2015 te worden beëindigd.

2.4.

Op 8 februari 2016 hebben de Bewoners de Panden gekraakt.

2.5.

Op 10 februari 2016 heeft Bewi Vastgoed aangifte gedaan van het kraken van de Panden. De officier van justitie is niet overgegaan tot een ontruiming van de woning op basis van een strafrechtelijke titel.

2.6.

Bij brief van 31 maart 2016 heeft de gemeente Den Haag Bewi Vastgoed dringend verzocht een sloopmelding in te dienen dan wel de overtreding van het Bouwbesluit 2012 te beëindigen. Deze brief bevat de volgende, voor de beoordeling relevante inhoud:

“Op 7 oktober 2014 heeft u een last onder dwangsom [….] ontvangen waarin wij u gelast hebben om voor 1 juli 2015 de overtredingen van het Bouwbesluit 2012 (achterstallig woningonderhoud) te beëindigen.

Op 8 juli 2015 heeft u tijdens een gesprek, naar aanleiding van uw verzoek om uitstel, bij ons op kantoor aangegeven dat u een plan van aanpak gaat opstellen voor de panden [het adres] . Tijdens dit gesprek is er afgesproken dat u voor 1 augustus 2015 met een plan van aanpak zou komen. In augustus en september 2015 heeft u telefonisch en per mail aangegeven dat er in januari 2016 een asbestinventarisatie zal plaatsvinden en dat u hierna een sloopmelding gaat indienen. Op 18 februari 2016 hebben wij het asbestrapport van u ontvangen. Hierin staat vermeld dat er in een aantal woningen asbest is geconstateerd.

Tot op heden heeft u nog niet voldaan aan de last onder dwangsom van 7 oktober 2014 noch een sloopmelding ingediend. Wij verzoeken u dringend per ommegaande om een sloopmelding in te dienen dan wel de overtredingen van het Bouwbesluit 2012 te beëindigen.

[…]”

2.7.

Bewi Vastgoed heeft in een kort-geding-procedure bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag de ontruiming van de Panden gevorderd. Deze vordering is bij vonnis van 14 april 2016 en vonnis van 11 mei 2016 afgewezen.

2.8.

Bewi Vastgoed heeft bij de gemeente Den Haag diverse sloopmeldingen met betrekking tot de Panden gedaan. De laatste melding dateert van 20 juli 2016. Bij brief van 7 juli 2016 heeft de gemeente Den Haag de ontvangst van deze sloopmelding bevestigd en op basis van een toets aan het Bouwbesluit 2012 een aantal (standaard)voorwaarden verbonden aan de sloop van de Panden.

3 Het geschil

3.1.

Bewi Vastgoed vordert, samengevat, veroordeling: (i) van de Bewoners om de Panden te ontruimen; (ii) een verklaring voor recht dat de Bewoners onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door de onroerende zaak te kraken; (iii) tot een vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat; (iv) van de Bewoners hun NAW-gegevens aan haar bekend te maken op straffe van een dwangsom; en (v) met veroordeling van de Bewoners in de kosten van het geding.

3.2.

De Bewoners voeren verweer.

3.3.

Op hetgeen partijen hebben aangevoerd wordt hierna teruggekomen.

4 De beoordeling

Beoordelingskader 4.1.

Niet in geschil is dat de Bewoners zonder toestemming van Bewi Vastgoed in de Panden verblijven en dat zij daarmee inbreuk maken op het eigendomsrecht van Bewi Vastgoed. Het eigendomsrecht wordt tot uitdrukking gebracht in artikel 5:1 Burgerlijk Wetboek en het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Verder handelen de Bewoners in strijd met het strafrechtelijke kraakverbod (artikel 138a Wetboek van Strafrecht ) waarmee de onrechtmatigheid van het handelen van de Bewoners gegeven is.

4.2.

Bewi Vastgoed heeft als eigenaar van de Panden in beginsel het recht om vrij over haar eigendom te kunnen beschikken en daarvan gebruik te maken zoals haar dat goeddunkt. Het staat haar als eigenaar dan ook in beginsel vrij aan het gebruik dat anderen onbevoegdelijk van het pand maken een einde te maken. Daarmee komt wel het door artikel 8 EVRM beschermde huisrecht van de Bewoners in het geding. Uit rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens moet worden afgeleid dat het gedwongen verlies van iemands huis de meest vergaande vorm van inmenging in de uitoefening van het huisrecht is en dat eenieder die het risico loopt op een dergelijke ernstige inmenging in beginsel de mogelijkheid moet hebben de proportionaliteit van de maatregel te laten toetsen door de rechter voordat de ontruiming wordt geëffectueerd. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 28 oktober 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ9880) overwogen dat het doorgaans zo zijn dat in het concrete geval het belang van de eigenaar het zwaarst zal wegen, maar dat niet kan worden uitgesloten dat gelet op de zeer ernstige inbreuk op het huisrecht en de onomkeerbare gevolgen van een ontruiming, het belang van de kraker in het concrete geval, bijvoorbeeld voor beperkte tijd, toch zwaarder weegt. Aan de omstandigheid dat het verblijf wederrechtelijk is, kan dus niet de gevolgtrekking worden verbonden dat een kraker geen verdedigbare klacht kan hebben over (dreigende) schending van zijn huisrecht.

4.3.

Dit betekent dat dat rechtbank de proportionaliteit van de ontruiming dient te beoordelen, tegen de achtergrond van de belangen van partijen. Bewi Vastgoed heeft een tweetal belangen ter onderbouwing van de ontruiming van de Panden aangevoerd. In de eerste plaats heeft zij een zelfstandig belang bij het slopen van de Panden nu deze in zeer slechte staat verkeren en Bewi Vastgoed een aanschrijving van de gemeente Den Haag heeft kregen om de Panden – met een last onder dwangsom – te herstellen dan wel te slopen. In de tweede plaats heeft Bewi Vastgoed aangevoerd dat zij vergevorderde plannen heeft voor het realiseren van nieuwbouw op het terrein waarop de Panden gelegen zijn. De Bewoners hebben daarentegen aangevoerd dat voor hen ter plaatse betaalbare woonruimte ontbreekt.

Belangen Bewi Vastgoed

4.4.

De gemeente Den Haag heeft bij de Besluiten gelast om een einde te maken aan de (onderhouds)gebreken aan de Panden. Bewi Vastgoed en de gemeente Den Haag hebben vervolgens herhaaldelijk gesproken hebben over de plannen met betrekking tot (het slopen van) de Panden. In de brief van 31 maart 2016 heeft de gemeente Den Haag aangedrongen op het indienen van een sloopmelding dan wel herstel van de (onderhouds)gebreken. De rechtbank overweegt dat op Bewi Vastgoed de rechtsplicht rust om opvolging te geven aan de last onder dwangsom. De omstandigheid dat de gemeente Den Haag te kennen gegeven heeft vooralsnog niet over te gaan tot handhaving en het opleggen van de dwangsom doet niets af aan deze verplichting. Het staat Bewi Vastgoed als eigenaar van de Panden in beginsel vrij om zelf te bepalen op welke wijze zij aan de last onder dwangsom uitvoering geeft, en derhalve heeft zij dus ook de vrijheid om tot de sloop van de Panden over te gaan. Dit geldt te meer nu Bewi Vastgoed op de plaats van de Panden nieuwbouw wenst te realiseren en zij derhalve weinig economisch belang heeft bij een duurzaam herstel van de geconstateerde gebreken.

4.5.

De omstandigheid dat de Bewoners zelf herstelwerkzaamheden hebben uitgevoerd maakt het voorgaande niet anders, nu gesteld noch gebleken is dat zij met deze werkzaamheden de gebreken aan de Panden hebben beëindigd. De rechtbank laat de verder niet onderbouwde stelling van de zijde van Bewoners terzijde dat de gemeente Den Haag graag wil dat de periode tussen sloop en nieuwbouw zo kort mogelijk moet zijn, nu de gemeente Den Haag in haar brief van 31 maart 2016 het doen van een sloopmelding – en derhalve het slopen van de Panden – als een van de opties heeft genoemd om te voldoen aan de last onder dwangsom.

4.6.

Het tweede belang bij de ontruiming van de Panden betreft de plannen van Bewi Vastgoed voor de realisatie van nieuwbouw op het terrein van de Panden. Bewi Vastgoed heeft gesteld dat deze plannen in een vergevorderd stadium zijn. Ter onderbouwing van deze stelling heeft zij een verslag van de heer [de architect] , de architect die bij het bouwproject betrokken is, in het geding gebracht waaruit de laatste stand van zaken blijkt. Dit verslag is niet inhoudelijk weersproken door de Bewoners zodat de rechtbank de inhoud daarvan in dit verband als feitelijke grondslag voor haar beoordeling als uitgangspunt zal nemen.

“ (…)

Op donderdag 2 juni 2016 hebben wij een schetsontwerp gepresenteerd aan de gemeente Den Haag (o.a. [A] , [B] ).

Programma was een hotel, een 8-tal maisonnettes en 40 appartementen.

De stedenbouwkundige van de gemeente Den Haag was van mening dat de gepresenteerde massaopbouw te monolithisch van aard was en teveel gebaseerd op een gesloten bouwblok waar drie of meer kleinere volumes gewenst was.

Op 1 september 2016 hebben wij een aangepast schetsontwerp gepresenteerd waarbij de oorspronkelijke massa door insnijdingen en door kleur- en materiaalverschil meer los van elkaar was ontworpen.

De dienst stedenbouw van de gemeente Den Haag was niet overtuigd van de ingreep die zij als te subtiel beoordeelde. Nogmaals pleitte zij voor losse volumes i.p.v. een groot bouwblok.

Op 29 september hebben wij een aangepast schetsontwerp gemaild naar de gemeente Den Haag ( [A] ).

Op 4 oktober 2016 heeft de gemeente Den Haag deze stedenbouwkundige opzet intern besproken.

De reactie van de gemeente Den Haag (5 oktober) was als volgt: ‘Qua parcellering komt dit plan inmiddels al in de buurt. Het bovenaanzicht (en het idee van 3 losse volumes) spreekt ons veel meer aan dan in de voorgaande plannen’.

Daarnaast vond de dienst Stedenbouw de drie voorgestelde volumes wel erg hoog. In diezelfde mail stelt [A] voor om een beginselaanvraag te doen een óf een PUK traject in te gaan.

In overleg met de opdrachtgever en de gemeente Den Haag hebben wij besloten eerst een beginselaanvraag te gaan doen.

Het laatst gepresenteerde schetsplan zijn wij nu aan het uitwerken tot een voorontwerp op basis waarvan een beginselaanvraag kan worden gedaan.

Wij verwachten dit binnen enkele weken af te kunnen ronden en in dat voorontwerp tevens tegemoet te komen aan het bezwaar van de gemeente op de totale hoogte van de drie bouwblokken (de drie bouwblokken worden dan maximaal 9,8 en 7 lagen hoog).

Afhankelijk van de beoordeling van de verschillende gemeentelijke instanties op deze beginselaanvraag én de doorlooptijd die deze beoordeling door de gemeente Den Haag nodig heeft kunnen wij dan begin maart 2017 een aanvraag omgevingsvergunning indienen.

(...)”

4.7.

Uit dit verslag volgt dat in de maanden juni tot en met oktober 2016 meermalen contact geweest is tussen Bewi Vastgoed en de gemeente Den Haag over de bouwplannen en dat deze plannen naar aanleiding van commentaar van de zijde van de gemeente Den Haag (op onderdelen) zijn gewijzigd. Deze planvorming is in een dusdanig vergevorderd stadium dat ook in de visie van de gemeente Den Haag een beginselaanvraag kan worden gedaan. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden de bouwplannen van Bewi Vastgoed als voldoende concreet moeten worden aangemerkt.

4.8.

Voordat een aanvang kan worden gemaakt met de bouwwerkzaamheden dient een aantal voorbereidingen getroffen te worden, waaronder de sloop van de Panden. Bewi Vastgoed heeft voldoende onderbouwd dat zij alle nodige voorbereidingen heeft getroffen voor de sloop. Zij heeft een asbestonderzoek laten uitvoeren, een (aangepaste) offerte van het sloopbedrijf [X] met betrekking tot de sloop van de Panden aangevraagd en ontvangen en een sloopmelding gedaan bij de gemeente Den Haag. Niet betwist is dat voor de sloopwerkzaamheden en de daarop volgende grondwerkzaamheden een aantal maanden nodig is. Bewi Vastgoed heeft er belang bij dat deze werkzaamheden zijn afgerond voordat de omgevingsvergunning verleend is en zij een aanvang kan maken met de bouwwerkzaamheden.

4.9.

Bewi Vastgoed verwacht in maart 2017 een aanvraag voor een omgevingsvergunning te kunnen indienen. De Bewoners hebben onvoldoende aangevoerd waaruit volgt dat deze verwachting onrealistisch is. De Bewoners hebben zich verder op het standpunt gesteld dat Bewi Vastgoed de snelheid van de behandeling en afwikkeling van de vergunningaanvraag te positief heeft ingeschat. Het gehele traject zal nog twee jaar kunnen duren. De rechtbank overweegt dat bij de beoordeling van de vraag welk belang Bewi Vastgoed heeft bij de ontruiming van de Panden een vergunningtraject zonder complicaties als uitgangspunt genomen dient te worden. De enkele stelling dat het vergunningtraject één tot twee jaar kan duren is onvoldoende als verweer. Het had op de weg van de Bewoners gelegen om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat te verwachten valt dat de afgifte van een (onherroepelijke) omgevingsvergunning vertraging zal oplopen.

4.10.

Ten slotte hebben de Bewoners nog gesteld dat voor de realisatie van de bouwplannen andere panden, aangrenzend aan de Panden, gesloopt moeten. Omdat deze panden thans nog in gebruik zijn, staan zij een realisatie van de bouwplannen in de weg. De rechtbank is van oordeel dat deze stelling voldoende is weersproken door Bewi Vastgoed. Bewi Vastgoed is eigenaar van deze panden en zij heeft tijdens de comparitie toegelicht dat zij eenvoudig kan overgaan tot ontruiming en sloop van deze panden.

Belangen Bewoners

4.11.

De Bewoners hebben als eigen belang aangevoerd dat ter plaatse betaalbare woonruimte (voor een groep personen) ontbreekt. In het bijzonder stellen zij dat in [plaats ] mensen met een laag inkomen lang op een wachtlijst moeten staan om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning.

4.12.

Het ligt op de weg van de Bewoners om het door hun gestelde belang van voldoende onderbouwing te voorzien. Weliswaar moet de Bewoners worden meegegeven dat betaalbare huurwoningen – in het algemeen – relatief schaars zijn en dat de wachtlijsten voor huurwoningen in de sociale sector – in het algemeen – aanzienlijk zijn. De Bewoners hebben echter op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt wat zij hebben ondernomen om (betaalbare) woonruimte te verkrijgen, wat heeft gemaakt dat zij geen woonruimte gevonden hebben en waarom zij voor hun woonruimte juist op de Panden zijn aangewezen. Voor [Bewoner 1] , [Bewoner 2] en [Bewoner 4] staat bovendien vast dat zij zich niet hebben ingeschreven voor een sociale huurwoning (in [plaats ] ). Verder laat de rechtbank meewegen dat [Bewoner 2] en [Bewoner 4] in Leiden respectievelijk Amsterdam studeren en dat zij tegen deze achtergrond onvoldoende hebben aangevoerd in welke mate zij binding met [plaats ] hebben.

4.13.

Bij de beoordeling van de gestelde belangen laat de rechtbank verder nog meewegen dat de Bewoners relatief kort in de Panden verblijven en dat Bewi Vastgoed vanaf het eerste moment dat de Bewoners de Panden gekraakt te kennen heeft gegeven de onrechtmatige bewoning te willen beëindigen. Bewi Vastgoed heeft aangifte gedaan en in een kort-geding- en bodemprocedure ontruiming gevorderd. De Bewoners wisten dus vanaf aanvang dat de bewoning van de Panden ongewenst was en dat Bewi Vastgoed tot ontruiming wilde overgaan. De Bewoners hebben derhalve vanaf de aanvang van de bewoning kunnen en moeten anticiperen op een ontruiming en zij hebben voldoende tijd gehad om vervangende woonruimte te vinden.

4.14.

Ten slotte laat de rechtbank nog meewegen dat de stelling van de Bewoners dat het onwenselijk is dat het terrein waarop de Panden gevestigd zijn voor een langere tijd braak blijft liggen geen eigen, zelfstandig belang van de Bewoners is. Dit belang wordt derhalve buiten de beoordeling gelaten.

Belangenafweging

4.15.

De rechtbank is, op basis van het voorgaande, van oordeel dat de gevorderde ontruiming, met in achtneming van de belangen van partijen, niet disporportioneel is. De gevorderde ontruiming wordt toegewezen. Bewi Vastgoed heeft bovendien voldoende belang dat het ontruimingsvonnis conform hetgeen bepaald is in artikel 557a Rv binnen een jaar geldt tegen een ieder ten tijde van de ten uitvoerlegging zich daar bevindt of daar binnen treedt wanneer zich dat voordoet.

4.16.

De rechtbank acht het onverenigbaar met het belang van Bewi Vastgoed om een nadere termijn voor de ontruiming te bepalen en inlichtingen als bedoeld in artikel 557a lid 2 Rv in te winnen. Deze toets dient de rechtbank weliswaar ambtshalve uit te voeren, maar partijen hebben hier niet om verzocht en daartoe ook niets aangevoerd. Bovendien volgt uit de inhoud van de verder niet weersproken brief van architect [de architect] dat de gemeente Den Haag gekend is in de planvorming en dat het derhalve niet in de lijn der verwachtingen ligt dat het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag andere, partijen niet bekend zijnde, mededelingen zullen doen die maken dat een langere ontruimingstermijn gegund dient te worden dan gevorderd en in het dictum opgenomen.

Verklaring voor recht onrechtmatige daad

4.17.

Bewi Vastgoed heeft aangevoerd dat zij schade geleden heeft ten gevolge van het onrechtmatig handelen van de Bewoners. Ter onderbouwing hiervan heeft zij gesteld dat de werkzaamheden zijn vertraagd en dat zij kosten heeft moeten maken om de Panden ontruimd te moeten krijgen. Bewi Vastgoed vraagt om de omvang van deze schade nader op te maken bij staat. Gesteld noch gebleken is welke proceskosten bovenop de proceskosten in onderhavige procedure in aanmerking komen voor een schadevergoeding. Ook de stelling dat door het onrechtmatig handelen van de Bewoners de planvorming vertraging heeft opgelopen is onvoldoende onderbouwd, te meer nu uit de brief van architect [de architect] volgt dat nog tot kort voor de comparitie de bouwplannen aan (ingrijpende) wijzigingen onderhevig waren. Op geen enkele wijze is gebleken dat het handelen van de Bewoners geleid heeft tot vertraging bij de planvorming. Nu onvoldoende gesteld is ter onderbouwing van de (mogelijkheid van) schade en zal de vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure worden afgewezen.

4.18.

Indien een verklaring voor recht wordt gevorderd dat aansprakelijkheid bestaat voor schade, dient de rechter ervan uit te gaan dat eiser daarbij belang heeft als de mogelijkheid van schade aannemelijk is (vgl. HR 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:760). Nu de mogelijkheid van schade onvoldoende onderbouwd is en Bewi Vastgoed geen ander belang bij een verklaring voor recht gesteld heeft, zal dit onderdeel van de vordering bij gebrek aan voldoende belang worden afgewezen. De gevorderde gegevens van de Bewoners treft hetzelfde lot.

Proceskostenveroordeling

4.19.

De Bewoners worden als grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk veroordeeld in de kosten van deze procedure. De proceskosten worden begroot op een bedrag van € 103,76 (explootkosten) + € 619 (griffierecht) + 904 (proceskosten á twee punten tarief II) = € 1.626,76. In de dagvaarding zijn geen andere proceskosten opgevoerd.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

veroordeelt de Bewoners om binnen drie dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis de woningen aan de [het adres] te [plaats ] met al het hunne en de hunnen te ontruimen en ontruimd te houden,

5.2.

bepaalt dat deze veroordeling binnen de in artikel 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt telkens wanneer dat zich voordoet,

5.3.

veroordeelt de Bewoners in de proceskosten, aan de zijde van Bewi Vastgoed begroot op € 1.626,76,

5.4.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2017.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature